‘Over het huis nr. 90 aan de Trift in Celle’
door Louis Gabain (1863), onder redactie van Andreas Flick
In het archief van de Evangelisch-Gereformeerde Gemeente van Celle bevindt zich een handgeschreven rapport getiteld Over huis nr. 90 op de Trift in Celle, gebouwd door Casper Gabain en eigendom van Pierre Louis Gabain, kantoordirecteur von Willich, de heer von Wersebé en de heer W.F. Schaper en terloops over de familie van Gabain. Dit rapport is in 1863 geschreven door de in de hanzestad Hamburg gevestigde zakenman Gottfried Matthaeus Ludwig [Louis] Gabain, de hugenoten afstammeling geboren op 19 augustus 1795 in Celle, gestorven op 16 februari 1883 in Hamburg. In het rapport doet hij in eerste instantie beknopt verslag van de geschiedenis van zijn familie, waarna hij de geschiedenis van het huis Trift 90 (heden Trift 32) bespreekt. Zijn verslag is voorzien van eigentijdse afbeeldingen, die Louis Gabain op de achterzijde heeft bijgevoegd. Zijn vader, de hoedenfabrikant Pierre Louis Gabain, was de laatste predikant van de Frans-Hervormde gemeente van Celle. Omstreeks 1870 heeft zijn zoon vermoedelijk de documenten aan de gereformeerde gemeente in Celle overhandigd.
Toen Lodewijk XIV een deel van zijn onderdanen uit Frankrijk verdreef door op 15 oktober 1685 het Edict van Nantes in te trekken, dat de (gereformeerde) protestanten godsdienstvrijheid verleende, kregen zij welwillende ontvangst in meerdere gebieden in Duitsland, voornamelijk in kuur Brandenburg en Hessen, maar ook in de Lüneburgse Cellesche Landen. De hardwerkende Franse fabrikanten en ambachtslieden brachten namelijk kunst en nijverheid uit hun thuisland. Kousen- en hoedenfabricage, handschoenmakerij, witte leerlooierij en dergelijke behoorden hiertoe in de eerste plaats, maar daarnaast bakten ook witbrood. Dat witte brood kenmerkt tot op heden Celle en omgeving.
In 1685 migreerde Jean Gabain als jongeman van ongeveer 20 jaar uit St. Rome de Cernon in de Cevennen (Frankrijk) naar Payerne (Zwitserland) waar hij tot 1701 verbleef, om vervolgens met zijn drie zonen te verhuizen naar Halberstadt. Zijn zoon Peter Gabain ging naar eerder aldaar gevestigde familieleden in Celle, waar de Franse hervormde echtgenote van de laatste hertog de Franse vluchtelingen speciale bescherming gaf en een kerkgebouw voor hun erediensten liet bouwen aan de Hannoversche Heerstrasse (tegenwoordig Hannoversche Strasse). In 1719 richtte Peter Gabain een Franse hoedenfabriek op in het huidige huis van Rittmeyer in de zogenaamde Prinziers-Gasse (tegenwoordig Ohagenstrasse 8-9), die de Hannoversche Heerstrasse verbindt met de Breitenstrasse. Hij bleef kinderloos in twee huwelijken en de zoon van zijn Halberstadtse broer Jean David, de jonge Casper Gabain, mijn grootvader, kwam in zijn bedrijf, volgde hem op en breidde de fabriek aanzienlijk uit. Casper Gabain verplaatste de fabriek naar de Trift en bouwde het huidige huis nr. 90 (tegenwoordig Trift 32) op de Trift, waar destijds het hoekhuis als bijgebouw stond, waarvan de voorzijde aan de Mühlenstrasse (vandaag Mühlenstrasse 26) was gelegen. Groot, mooi, vakkundig gebouwd, in de herfst van 1765. Kort daarna, op oudejaarsavond 1765, werd mijn vader, Peter Ludwig Stephan Gabain, in het nieuwe huis geboren. Na de dood van zijn vader en oudere broer Jean Pierre nam mijn vader het land over (hier ontbreekt een vermelding) en ik, Gottfried Matthaeus Ludwig Gabain, nu zakenman in Hamburg, werd in 1795 in hetzelfde huis geboren. Mijn vader scheidde de hoek en de fabriek ervan af, breidde het hoekhuis uit en verkocht het grote hoofdgebouw voor 4.000 rijksdaalders contant geld aan het rechtbankraadslid, later kantoordirecteur von Willich, van wie na zijn dood de eigendommen overgingen op de heer von Wersebé en de heer Schaper. Nu, ruim 250 jaar later (2021), staat het huis er nog steeds statig, en getuigt het zowel van buiten als binnen van de goede smaak van de bouwer.
Hamburg 8 april 1863, Gottfried Matthaeus Ludwig Gabain (bovenstaande tekst is vrij vertaald)
De geschiedenis van het landgoed Gabain
Ferdinand Schmidt, grootvader van Renate Garbers-Gabain, kocht het landgoed in 1919 voor 875.000 Rijksmark, nadat hij zijn boerderij in de buurt van Stettin had verkocht. Omdat zijn enige zoon sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog, was zijn dochter Charlotte Schmidt de enige erfgename. Zij erfde het landgoed, toen haar vader was overleden als gevolg van de Spaanse griep. Ze trouwde in 1920 met August Friedrich Früchtenicht, die maar weinig verstand van landbouw bleek te hebben, en na jaren van wanbeleid de benen nam. Vervolgens kwam Waldemar Gabain naar de boerderij als agrarisch beheerder (landgoed-inspecteur). Hij was afkomstig uit een rijke Hamburgse koopmansfamilie, en bracht de nodige verandering en ervaring voor het bedrijf. Daarnaast investeerde hij als nieuwe eigenaar zijn vermogen in het bedrijf. Van toen af aan ging het steeds beter. Men slaagde er met gezamenlijke inspanningen in om er een bloeiend bedrijf van te maken. Alle mogelijkheden om geld te verdienen werden aangegrepen, zoals uitbreiding van de veestapel, en het telen van pootaardappelen. Landbouwmachines werden vernieuwd, het vee werd in aantallen aangepast, meer werkkrachten werden in dienst genomen, en er werd gestart met de verkoop van vlees en vis. De boerderij floreerde in de daaropvolgende jaren, en groeide uit tot een aanzienlijke economische factor voor het dorp Dieck. Charlotte en Waldemar genoten daardoor van hoog aanzien. In 1930 trouwde Charlotte met Waldemar, en vanaf dat moment sprak men over ‘het landgoed Gabain’. De totale oppervlakte van het landgoed bedroeg 364 hectare. Op 30 januari 1945 vluchtte het gezin Gabain voor de Russische troepen van het landgoed naar Hamburg. Tegenwoordig is het landhuis Gabain een hotel.
Waldemar Gabain was niet alleen een goed landbouwinspecteur, maar hanteerde ook met zijn pencelen mooie aquarellen: